het zich aanpassen aan de omringende (meestal Griekse) cultuur. Hier dient een onderscheid gemaakt te worden tussen totale assimilatie, waarbij de joodse identiteit werd opgegeven ten gunste van de omringende cultuur (Apostasie), en gedeeltelijke assimilatie, die kon variëren van zeer gering (het spreken van slechts een mondje Grieks, onder afwijzing van verdere toenadering) tot verregaand (diepgaande onderdompeling in de Griekse cultuur, met behoud van joodse geloofsvoorstellingen en gebruiken).
Van deze gehele glijdende schaal zijn er in het antieke jodendom voorbeelden te vinden. Zie ook Acculturatie.