Civilisme (Eng. civilizationism), of beschavingsdenken, is een ideologie van ‘eigen beschaving eerst’. Charismatische leiders benutten beschaving als politiek anker om steun te mobiliseren voor behoud van de eigen sociale orde en het bestaande bestuur. Daarbij benadrukken zij culturele verschillen met andere culturen en beschavingen en presenteren de eigen traditie als uniek, superieur of bedreigd.
Civilisme ontstond als pluralistische beweging in reactie op de globalisering van liberale praktijken na de Koude Oorlog. Het proces van dekoloniseren bracht territoriale, politieke en culturele verzelfstandiging van niet-Westerse gemeenschappen. Tegelijk groeide de kritiek op eurocentrisme en op universele liberale normen. Mede daardoor fragmenteert de internationale orde, neemt politieke onzekerheid toe, en zoeken samenlevingen wereldwijd naar nieuwe beschavingsverhalen die houvast en legitimiteit bieden.
In landen als de VS, Rusland, China, India en binnen delen van Europa gebruiken politieke leiders een civilistisch discours. Het versterkt nationale identiteit, legitimeert gezag en biedt morele richting in tijden van ontwrichting. Civilisme functioneert zo als transnationaal instrument voor machtsuitoefening.
Beschavingsdenken maakt gebruik van stigmatiserende constructen en schept symbolische grenzen tussen ‘wij’ en ‘zij’. De ideologie werkt opvoedend en mobiliserend door tegenstellingen te benadrukken: nationale in plaats van supranationale orde, collectieve plichten boven individuele rechten, religie boven secularisme, pluriverseel boven universeel, culturele eigenheid boven kosmopolitisme, vermeend exceptionalisme tegenover deel van een mondiaal geheel.
Afhankelijk van context kan deze ideologie zowel inclusief als uitsluitend werken: als drager van democratisch burgerschap of juist van populisme en autoritair nationalisme. De betekenis van de wereldwijde opkomst van civilisme voor een eventuele post-liberale internationale orde is daarmee aangegeven.