eertijds een adelijk Huis, Slot of Kasteel, in Schieland, niet verre van de Delfhavensche Schie, alwaar men ’er, tot omtrent het midden der tegenwoordige Eeuwe, eenige overblijfzels van gezien heeft. Het wierdt gebouwd, in den Jaare 1310, door PHILIPS VAN UYTERNESSE, uit het adelijk Geslagt van SPANGEN, afkomstig van een jonger Zoon der aloude Burggraaven van Leiden. HALMA heeft, uit VAN LEEUWEN, de Geslagtlijst der Heeren VAN SPANGEN vermeld.
De eerste daar van was JAKOB VAN ALEWYN, Ridder, Burggraaf van Leiden, Heer van Rhijnland, die geleefd heeft omtrent het Jaar 1190. De beroemde PHILIPS VAN MARNIX, Heer van S. Aldegonde, was uit dit Geslagt afkomstig. Deeze liet eenen Zoon na, welke eene Dogter verwekte, die de echtgenoote wierdt van WILLEM VAN OLDENBARNEVELD, Heere van Stoutenburg, Zoone van ‘s Lands vermaarden Advokaat JOHAN VAN OLDENBARNEVELD.
Het Huis te Spangen praalde, weleer, met vijf hooge en zwaare Torens. In fraaiheid hadt het geenen wedergade, onder soortgelijke Gestigten, in het gantsche Gewest. Geduurende de Hoeksche en Kabeljaauwsche verdeeldheden, wierdt het, door die van Delft, verwoest. Door die van het Geslagt wederom zijnde opgebouwd, onderging het, in den Jaare 1426, het zelfde lot, PHILIPS VAN SPANGEN herstelde het in zijnen ouden luister.
Uit vreeze dat de Spanjaards zich in het Slot zouden vernestelen en versterken, sloegen de Delftenaars, in den Jaare 1572, aan hetzelve de hand der vernielinge. Sedert is het Gestigt allengskens, meer en meer, vervallen, en door den tijd geheel verdweenen.
Zie GOUDHOEVEN, Oud Holl. Kronijk; JUNII Batavia; S. V. LEEUWEN Batav. lllustr.