Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Schotanus (Christianus)

betekenis & definitie

SCHOTANUS, (CHRISTIANUS) waarschijnlijk de Zoon des voorgaanden, Taal-, Oudheid-, Historiekundige en Godgeleerde, naa alvoorens, een tijd lang, het predikampt te hebben waargenomen, beklom het Hoogleeraarsgestoelte te Franeker, omtrent het Jaar 1655. Eerst gaf hij onderwijs in de Grieksche Taal, vervolgens in de Kerkelijke Historien, en eindelijk ook in de Godgeleerdheid.

Hij heeft verscheiden, meest Godgeleerde Werken, in de Latijnsche taale, naagelaaten. Beter dan door deeze, is hij den beoeffenaaren der Friesche Oudheden bekend, door zijne Geschiedenissen. Kerckelijck en Wereldtlijck van Friesland Oost ende West, zints de vroegste tijden tot op het Jaar naa Christus 1573.

< >