geweezen Raaden in het Hof van Utrecht, en, in het Jaar 1580, woonagtig te Emmerik, hadden, in dat zelve Jaar, ten voordeele van PARMA, zig ingelaaten met WILLEM VAN MONTFOORT, Drost van Hattem, om die Stad in handen van den Koning te leveren. Niets anders hadden zij daar voor bedongen, dan vergiffenis en onderhoud voor hun en de hunnen, indien zij hierom vervolgd wierden; ’t geen hun ook was toegezegd.
Zo zorgvuldig beleiden zij het stuk, dat veertig man, door RENNENBERG, naar Hattem gezonden, door hun werden ingelaaten. Doch de Drost en zijn Vader werden gevangen, naar Arnhem gevoerd, en aldaar onthoofd. De bespringers werden eerst uit de Stad, en daarna, door bekomen hulp, uit de naast bij gelene Steden gejaagd.