staat tegen de bergen aan, in een lommerijk geboomte. Men houd staande, dat hetzelve aangelegd is, door FLORIS VAN JUTPHAAS, Domproost, die overleed in het jaar 1337, en, volgens verleende vrijheid aan HENDRIK MEERLAAR, in 1347, verder volbouwd, en, op zijn eigen kosten, in 1356 voltooid is.
Het was toen een heerlijk en pragtig Slot, dat, tot aan het jaar 1634, door agt elkander volgende Domproosten, bezeeten is. Dan, in het laatstgemelde jaar, de Proostdij onbegeeven zijnde, werd dit Huis, met Hof en Landerijen, door koop, de Eigendom van den Heer REINIER VAN GOLTSTEIN, Kanunnik ten Dom, aan wien dan ook de opdragt, in het volgende jaar, geschiedde; waarna hij deeze zijne goederen, als een Leen, opdroeg aan FREDRIK HENDRIK, Prinse van Oranje, als Graave van Buuren. Na dezelfs overlijden, werd daarmede beleend, zijn Zoon FILIP VAN GOLTSTEIN. Deze droeg het op, in 1699, aan den Heere BERTRAND VAN BROKSDORFF, die het, tien jaaren daarna, overgaf aan deszelfs Zoon, CAJUS LAURENTS, Graave van Broksdorff, Proost en Aarts-Diacon van de Domkerk te Utrecht. Doch deze verkocht de Proostdije, met al haar toebehooren, en daaronder ook het Huis te Doorn, met goedkeuring van den Stadhouder, aan den Heere FREDRIK WILLEM VAN DIEST, Vrijheer van Hamb, die ’er, in 1702, mede verlijd werd. In 1730, is Heer ARENT KAREL, Baron van Hammerstein, als in Huwelijk hebbende Jonkvrouw ANNA JULIANA VAN DIEST, en, in 1761, de Heer HERMAN FREDRIK RICHARD LIJNSLAGER met het zelve beleend. Reeds in het jaar 1536 was dit Huis, door de Staaten der Provintie, voor een Riddermatige Hofstad erkend.
ALTING, Hist. van 't Bisdom, II. Deel, bl. 210. GOUDHOUVE, bl. 371. BURMAN, Utr. Jaarb. I. Deel, bl. 257.