een oud aanzienlijk adelijk Friesch geslacht, waarvan de laatste manlijke afstammeling was FOPPE CAMSTRA, overleden in het jaar zestien honderd twee-en-zeventig. Uit de geslachtlijst van FERWERDA, I.
Deel, II. Stuk, kan men de oudheid, als ook de aanzienlijkheid, daarvan nazien. Hetzelve is, door huwelijksverbintenissen, vermaagschapt aan die van AIJLVA, BURMANIA, SCHARWTZENBERG HOHENLANDSBERG, HAARTSOLTE en meer anderen. Zekere VIGLIUS, of WIGLE VAN CAMSTRA, was de grootvader van den vermaarden VIGLIUS VAN AIJTA. Dat dit geslacht ook voorstanders der edele vrijheid heeft voortgebragt, blijkt uit, CAMSTRA, FOPPE VAN, die, zig bij de bondgenooten en zamenverbondene Edelen voegende, gelijk veele andere, om den dood niet willens in den mond te loopen, zig verpligt vond, de woede zijner vijanden te ontwijken, zijn vaderland te verlaaten, en het banvonnis, in het jaar vijftien honderd agt-en-zeventig, te ondergaan.
Zie WINSEMIUS, Historie, II. Doek, pag. 90 en 115.