Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

BRUYNISSE (Polder)

betekenis & definitie

ook wel Oost-Duiveland genaamd, is een Polder en hooge Heerlijkheid beoosten Duiveland, en paalt, zo verre dezelve bedijkt is, ten westen aan 's Heer Jansland; ten noorden word zij door de stroomen van Grevelingen en ’t Krammer bespoeld; ten oosten heeft zij den Stoofpolder, mede onder Bruynisse behoorende, en ook den stroom Wijdaars, zijnde den mond van het Nieuwe Zijpe, tegen het Krammer, midsgaders het gemelde Nieuwe Zijpe; ten zuiden ligt zij tegen ’t Mastgat en de Keeten. Veele gissingen zijn ’er omtrent den naam van deze Heerlijkheid; welke gissingen, echter, niets bepaalen, dan

dat Bruynisse ouder is dan de bedijking, waartoe Heer ADRIAAN VAN BORSSELEN, reeds in het jaar 1452, van PHILIPS VAN BOURGONDIEN vrijheid verkreegen had,schoon daarmede, eerst in 1467, een aanvang gemaakt werd, De grootte van dezen Polder beslaat één duizend agt honderd zeven-en-veertig gemeten, twee honderd twee-en-zeventig en een half roeden lands; en boven dien vieren-veertig gemeten drie-en-zeventig en een half roede aanwas, waarvan geene polderlasten, maar alleenlijk Staatenpenningen, betaald worden. Deze Polder word bestuurd door een Dijkgraaf en vijf Gezwoorens, die, benevens den Penningmeester, allen door den Heer van Bruynisse, thans Dr. JACOB DE WITTE, Heer van Elkerzee, aangesteld worden.

< >