Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

BROEKHUIZEN (RIDDERHOFSTAD)

betekenis & definitie

een vrij aanzienlijke Ridderhofstad, onder het gerecht van Darthuizen, in ’t Sticht van Utrecht. In 1440 werd Broekhuizen ter leen gehouden door JACOB VAN GAASBEEK. Na eens en andermaal van Heer te zijn veranderd, kwam het, in den jaare 1460, door koop, aan Bisschop DAVID VAN BOURGONDIEN, die het weder overdeed aan zijnen Kamerling JOHAN VAN AUXIS.

Naderhand werd het een eigendom van ’t geslacht van TAATS VAN MEERTEN, of MEERTEN VAN ABCOUDE, en, in 1548, van Jonker D. VAN OOSTRUM. In 1667 kwam het, door overdragt, aan RUDOLF VAN ARKEL, wiens afstammelingen het bezaten tot in 1746, toen de beleening op de tegenwoordige eigenarese, Vrouwe SUSANNA ELISABETH HELIS DUBORDIEUX, Wed. van Heer FERDINAND VAN ARKEL, geschiedde. Het gebouw is op zig zelf zeer schoon, zo als men uit de prentverbeelding daarvan zien kan; het heeft zeventien vensterraamen en een fraaijen ingang. Niet verre van hetzelve ziet men nog een ouden vierkanten toren, met een spits, bij het oude en thans verwoeste Broekhuizen.

< >