Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

BIGGENKERKE

betekenis & definitie

mede een Dorp in Zeeland, dat oudtijds zijne eigene Heeren had; die, echter, reeds vroeg uitgestorven zijn. Ook plagt het in het Kerklijke onder Walcheren te behooren, en werd toen Beekerken genaamd.

Het behoort onder Walcheren, en ligt ten Noorden van Koudekerken aan den Zeekant. Omtrent het einde der Zeventiende Eeuw behoorden Biggenkerken en Krommenhoek aan Vrouwe ADRIANA VAN BLIJKENBURG, Weduwe van den Fiscaal FANNIUS; doch tegenwoordig behooren beiden aan de Stad Vlissingen.

< >