een Edelman, uit Humsterlandschen Adel, in ‘t Westerkwartier, afkomstig, bloeide op het einde van de vijftiende Eeuw. In den Jaare 1504 was hij Hoofdman te Groningen, en zedert Bouwmeester en Raadsheer dier Stad.
Schoon in de beschaafde letteren onkundig, heeft hij een getrouw verhaal der Gebeurtenissen, in en omtrent de Stad Groningen, en voornamelijk van de Sassense tijden af, tot aan 1527 voorgevallen, nagelaaten, waarin sommige politieke aanmerkingen nopens den Staat, door den Autheur, uit zucht voor zijn Vaderland, gevlochten zijn. De geleerde en oudheidkundige BROUERIUS VAN NIDEK heeft deeze Chronijk van BENINGA in zijn Analecta Med. AExi, in gr. 8. 1725, in ‘t licht gegeeven.Zie de Voorrede daarvan.