Iets met de hand bemachtigen. Vangen onderstelt, dat men op het voorwerp jacht heeft gemaakt; vatten en pakken, welke laatste meer in de spreekdan in de schrijftaal gebruikt wordt, zien meer op de daad van het bemachtigen; grijpen, dat men, er zich van meester maakt door eene snelle beweging.
Men vangt visschen en vogels met netten. Een dief wordt gegrepen, gevat en gepakt. De moeder vat het kind bij de hand om het te beveiligen. Hij pakt wat hij krijgen kan. In hare ontsteltenis greep zij mij plotseling bij den arm.