Hetgeen de verkoopers voor hunne waren bedingen kunnen, dat gelden zij; hetgeen de kooper er voor betaalt, dat kosten zij hem. De boter geldt tegenwoordig zestien stuiver, doch mij kost zij maar veertien.
Overdrachtelijk: De meeste stemmen gelden. Dat bewijs geldt hier niet. Het leven kosten. Moeite, tijd, inspanning kosten.