Wie eene sterke genegen¬heid of neiging voor iets bezit. Minnaar en minnares worden bij voor¬keur gebezigd met betrekking tot de genegenheid van de eene kunne tot de andere.
Beminnaar en liefhebber zegt men meer ten opzichte van een voorwerp, dat eene groote aantrekkelijkheid voor ons heeft; in de dagelijksche taal wordt beminnaar zeer weinig gebruikt, terwijl in meer deftigen stijl de beminnaar zijne genegenheid of neiging op een edeler, de liefhebber op een minder edel voorwerp richt. Een beminnaar der schoone kunsten. Een liefhebber van schilderen, muziek, enz. In tegenstelling met kunstenaar wordt hiervoor veelal dilettant gebruikt. Liefhebber wordt in gunstigen en ongunstigen zin gebruikt: Een liefhebber van wandelen. Een liefhebber van lekker eten en drinken, ’t Is me een liefhebber!