- afranselen
- afranseling
- afrasteren
- afrastering
- afreageren
- afreiken
- afreis
- afreizen
- afrekenen
- afrekening
- afremmen
- afremmer
- africano
- africhten
- africhter
- africhter van honden en paarden
- africhter van paarden
- africhter van valken
- africhter van wilde dieren
- africhting
- afried
- afrieden
- afrij
- afrijden
- afrijten
- afrika
- afrikaan
- Afrikaan/afrikaan
- Afrikaans
- afrikaans bergschaap
- afrikaans bier
- afrikaans bijgebouw
- afrikaans brood
- afrikaans cederhout
- afrikaans dier
- afrikaans eiland
- afrikaans geiteleer
- afrikaans gerecht
- afrikaans graan
- afrikaans jachtluipaard
- afrikaans land
- afrikaans meer
- afrikaans muziekinstrument
- afrikaans struikgewassoort
- afrikaans woestijnterrein
- afrikaans woord voor oogst
- Afrikaans-Nederlands
- afrikaans« waterbok
- afrikaans« waterval
- Afrikaanse
- afrikaanse aap
- Afrikaanse apenbroodboom
- Afrikaanse baobab
- afrikaanse berg
- afrikaanse boom
- afrikaanse boon
- Afrikaanse bosolifant
- Afrikaanse buffel
- afrikaanse christenen
- afrikaanse drank
- afrikaanse eenheidstaal
- afrikaanse eik
- afrikaanse giraf
- afrikaanse halfaap
- afrikaanse havenstad
- afrikaanse helm
- afrikaanse heuvel
- afrikaanse hoofdman
- afrikaanse hoofdstad
- afrikaanse hottentot
- afrikaanse hut
- afrikaanse jacht
- afrikaanse kaap
- afrikaanse keizer
- afrikaanse kolonie
- afrikaanse kropooievaar
- afrikaanse lynx
- afrikaanse meerkat
- afrikaanse moerasplant
- afrikaanse neger
- afrikaanse ooievaar
- afrikaanse organisatie
- afrikaanse palm
- afrikaanse papegaai
- afrikaanse plaats
- afrikaanse rechter
- afrikaanse rivier
- afrikaanse saus bij vleesspijzen
- Afrikaanse savanneolifant
- afrikaanse slaaf
- afrikaanse slang
- afrikaanse stam
- afrikaanse taal
- afrikaanse tijgerkat
- afrikaanse titel
- afrikaanse veeziekte
- afrikaanse verschroeiende wind
- afrikaanse vlieg
- afrikaanse vos
- afrikaanse vrucht