Inheemse dieren

Gedigitaliseerd Ensie (1950)

Gepubliceerd op 04-01-2023

HET LAND ALS BIOTOOP

betekenis & definitie

Het land vormt het meest gevarieerde macrobiotoop

Naast het land behoren ook het zoete water en de zee tot de macrobiotopen op aarde. Van deze drie leefmilieus is het land ontegenzeggelijk het meest gevarieerd.

1. Er groeien, afhankelijk van bodem en klimaat, de meest uiteenlopende plantengemeenschappen en de menselijke invloed is er het grootst. In de meeste gevallen is de dierenwereld op het land nog rijker dan de plantenwereld.
2. Talrijke plantengemeenschappen en bodemtypen vertonen een sterk gelaagde structuur. In veel gevallen heeft iedere etage zijn karakteristieke diersoorten.

dieren van het luchtruim

3. Meestal is de variatie aan afzonderlijke plantesoorten zeer groot, waardoor talrijke micromilieus of habitats ontstaan. Zo kunnen tussen de bladeren, de bloemen, vruchten, onder het hout, de schors en de wortels van een boom totaal verschillende soorten micro-organismen leven, zonder dat de een een concurrent vormt voor de ander.

Welke gemeenschappelijke kenmerken hebben landdieren?

Miljoenen jaren lang was het land noch door planten, noch door dierlijk leven bewoond. Aanvankelijk ontwikkelde het leven zich in zee en pas daarna werden geleidelijk aan ook het zoete water en het land gekoloniseerd. Het is beslist niet zo dat alle belangrijke groepen van het dierenrijk soorten hebben ontwikkeld die zich

konden aanpassen aan het leven op het land. Eigenlijk zijn er zelfs maar twee groepen die uitgesproken landbewoners hebben voortgebracht: de geleedpotigen (met name de insekten en de spinnen) en de gewervelden (vooral reptielen, vogels en zoogdieren). Alleen zij zijn erin geslaagd de onvermijdelijk met het landleven gepaard gaande uitdroging in hoge mate het hoofd te bieden. Zo vinden wij bij alle echte landdieren een huid die relatief zeer slecht doorlaatbaar is voor water (chitinepantser, hoornige huid) en ademhalingsorganen die instulpingen vormen in het lichaam en daardoor weinig waterdamp naar buiten toe afgeven (tracheeën en longen). Alle landbewoners die een vochtige huid bezitten, leven ofwel in milieus met een hoge luchtvochtigheid (zoals wormen) of worden pas actief als de vochtigheid toeneemt (zoals veel slakken).

Bovendien hebben landdieren een steviger skelet nodig dan waterbewoners, die immers door de opwaartse kracht van het water gedragen worden. Bij de geleedpotigen scheidt de huid een hard maar licht en elastisch chitinepantser af (uitwendig skelet), bij de gewervelde dieren vinden wij een compact inwendig skelet van been en kraakbeen.

Meer dan driekwart van alle recent op aarde voorkomende diersoorten

leeft op het land

Dit is te verklaren uit het feit dat de meeste insekten landbewoners zijn en deze groep alleen al bijna driekwart van alle diersoorten vertegenwoordigt.

< >