Indonesisch Nederlands woordenboek

W. J. S. Poerwadarminta en dr. A. Teeuw (1950)

Gepubliceerd op 04-10-2024

tawar

betekenis & definitie

I 1 flauw (van smaak), smakeloos, laf; tawar mawar, overal, (allemaal) flauw; air tawar, zoetwater;

2 krachteloos (gif), geneutraliseerd;
3 saai, slap, flauw; tawar hati, moedeloos, futloos; roti tawar, gewoon tafelbrood; tawar tawar -> setawar, soort van medicijn;

menowar,

krachteloos maken, ongedaan maken; neutraliseren, ontsmetten; menawari, belezen, (en daardoor) genezen, onttoveren;

menawarkan,

1 neutraliseren;
2 menawarkan hati, kalmeren; ontmoedigen;

penawar,

medicijn, tegengif; tawartawaran, medicamenten; penawaran, genezing, belezing.

II bieden, dingen; bidan tawar, van te voren besproken vroedvrouw;

menawar,

bieden, dingen; afdingen (op);

menawari,

1 aanbieden aan;
2 †, (pogen te) verleiden; menawarkan, iets aanbieden; aanbieden voor (geld); tawaran, bod, aanbod; = penawaran, ’t bieden; offerte.

< >