1 reden, oorzaak, aanleiding; motief, drijfveer;
2 (oléh, dari sébab) omdat, wegens, om, ter wille van, door; apa sébab(nja), sébab apa, waarom? hoe komt 't dat?; sébab akibat, oorzaak en gevolg; sébab musabab, allerlei redenen; bersebab, met reden, ‘n oorzaak hebben; mati sébab, ‘n onnatuurlijke dood sterven;
menjebabkan,
veroorzaken, teweegbrengen, berokkenen; aanleiding geven tot; tersebab, veroorzaakt, (menjebabkan oléh) ten gevolge van.