memanggil,
1 roepen, aanroopen; oproepen, ontbieden, (uit)nodigen;
2 P noemen;
memanggilkan,
1 ontbieden;
2 aanspreken met, noemen; panggilan, roep, oproep, roeping, roepstem, betiteling; surat memanggilkan, uitnodiging, oproep, convocatie; sepemanggïl, ‘n roep (ver).