I vergeten; ontschoten, verdwenen (uit gedachte); lupa akan dirinja, bewusteloos; lupa daratan, zich zelf vergeten, ’t hoofd op hol, niet meer met z’n benen op de grond, z’n plaats niet meer weten, verbijsterd, buiten zich zelf snob(istisch); lupa lupa ingat, zich nog maar flauwtjes herinneren;
melupaï, mengelupaï,
(iets) vergeten; melupakan, vergeten, verzuimen, uit ‘t oog verliezen; memperlupakan, doen vergeten;
terlupa,
1 vergeten, ontschoten, verzuimd;
2 zich (iets) laten ontvallen;
lupa-lupaan,
pelupa, vergeetachtig; kelupaan (apa engkau), (wat heb je) vergeten; lupa-lupaan minum, (ik heb) vergeten (te drinken); pelupaan, vergetelheid.
II lupa lupa, visblaas, (daarvan gemaakte) soort van lijm.