menghéla, slepen, sleuren, voorttrekken, aftrekken; héla napas, (diep) ademhalen; héla surut, zich terugtrekken; bagai héla rambut dalam tepung, ‘n heel precies werkje;
menghélakan,
1 meetrekken;
2 O aanleggen met, mikken; tidak terhéla, onwrikbaar; hélaan K, tractie.