Indonesisch Nederlands woordenboek

W. J. S. Poerwadarminta en dr. A. Teeuw (1950)

Gepubliceerd op 04-10-2024

biasa

betekenis & definitie

gewoon, normaal, algemeen, alledaags, als altijd; plegen, gewend zijn; biasanja, gewoonlijk, doorgaans, in 't algemeen; ->

luar biasa,

buitengewoon; terbiasa, gewoon(te) geworden, habitueel membiasakan, (ge)wennen, aanwennen; biasa diri, zich gewennen, zich aanpassen, gewoon raken; kebiasaan, gewoonte, traditie, usance.

< >