Oude van Dagen is in de iconenschilderkunst het type van God met een lange baard en een wit gewaad, op grond van Daniël 7,9 en 13,22: ‘In mijn visioen zag ik dat er tronen werden geplaatst en een hoogbejaarde zich neerzette, zijn gewaad was wit als sneeuw en zijn hoofdhaar blank als wol. Zijn troon bestond uit vlammen, de wielen ervan uit laaiend vuur’.
Het afbeelden van God de Vader was in de oosterse kerk verboden. De Oude van dagen is dan ook niet een icoon van God de Vader maar een afbeelding die hem typeert. De kerkvergadering van Moskou van 1667 constateerde: ‘de Heer Sebaoth met grijze baard en de eniggeboren Zoon op zijn schoot en de duif tussen hen in op iconen te schilderen is uiterst onzinnig want niemand heeft de Vader volgens zijn Godheid gezien, omdat de Vader geen lichaam heeft en de Zoon niet uit de Vader vóór alle tijden geboren is’.
Hoogstwaarschijnlijk is het type ontstaan ergens aan de grens met het westen, waar men de huiver voor het afbeelden van God de vader niet op deze manier kende , bijvoorbeeld de Balkan en Noord-Rusland. Daar kruisten vele westerse en oosterse ideeën elkaar. In de iconenkunst is de ‘Oude van dagen’ nooit een zelfstandig beeld, maar staat hij in relatie met afbeeldingen van de Drievuldigheid. God de Vader heeft God de Zoon (Immanuel) op schoot. De duif als teken van de Heilige Geest bevind zich op een mandorla tussen de Vader en de Zoon in, of op schoot van de Zoon. Deze compositie heet Vaderschap of Paternitas ( zie aldaar).