Maria, Theorokos is de moeder van God, de eeuwige maagd. In de Koptische kerk staan een aantal data vast die betrekking hebben op het leven van Maria. Op 13 augustus verscheen de aartsengel Gabriël aan Joachim om aan te kondigen dat Anna, zijn vrouw, een dochter zou krijgen. Op 9 mei vieren de Kopten de geboorte van Maria.
Haar eerste drie jaar bracht Maria door bij haar ouders. Daarna brachten deze haar naar de tempel van Jeruzalem, waar ze werd gevoed door engelen. Toen Maria zes jaar was, stierf haar vader; twee jaar later overleed haar moeder. Toen ze twaalf jaar was, verklaarden de priesters haar huwbaar. Er werden twaalf vrome mannen van de stam van Juda opgeroepen, die met hun staf naar de tempel moesten komen. Een duif ging zitten op de staf van Jozef, wat werd geïnterpreteerd als goddelijk teken dat deze oude man de echtgenoot van Maria zou worden. Volgens de Koptische traditie was Maria twaalf, veertien of vijftien jaar oud toen Jozef haar tot zijn vrouw maakte.
De annunciatie aan Maria vond plaats in haar zesde maand. Jezus werd geboren op 7 januari in het jaar 5510 van de Byzantijnse tijd. Twee jaar later verschenen de wijzen bij Maria en haar zoon. Op 1 juni vluchtte de familie naar Egypte, waar ze drie jaar, zes maanden en tien dagen bleven. Op 15 juni brachten ze een bezoek aan al- Mahama, ten noorden van Cairo, waar Maria haar zoon waste in het water van de bron. Maria stierf op 29 januari op zestigjarige leeftijd. Ze had twaalf jaar in de tempel doorgebracht, vierendertig jaar in het huis van Jozef en was veertien jaar lang weduwe geweest. De ten hemelopneming van Maria vond plaats op 22 augustus. De apostelen zagen haar zitten aan de rechterhand van God terwijl ze hen zegende.
