1) kleinste prov. v. Ned., 1390 km2, 406 000 inw.; i/h W. laagland (veen on plassen), langs de rivieren (Lek, Rijn, Vecht, Eem) klei; i/h O. heuvelland, bedekt met dennenbosschen en heide.
Middelen v. bestaan: landbouw, tuinbouw en veeteelt, a/d Lek riviervisscherij; bij Amerongen en Rhenen tabaksverbouw. In het O. heuvelachtige gedeelte, dat bekend is om zijn natuurschoon en gezocht als vacantie-oord, een sterk ontwikkeld pensionbedrijf (Amersfoort, Baarn, Soest, Zeist, Driebergen, Doorn, Amerongen).2) hoofdst. v/d prov. U., 154 000 inw., oude stad, centrum v/d Nw. Holl. Waterlinie, omringd door forten ; universiteit, sterrenwacht, R.K. aartsbisdom, 112 m hooge Dom-toren, Gotische Domkerk, munt. In het voorjaar en najaar de intern. Jaarbeurs. Handel en nijverheid.