ten onrechte ook Witte mieren genoemd, i/d tropen levende insecten, bouwen groote, uitwendig steenharde, v. binnen v. gangen voorziene nesten (termietenheuvels), tot 6 m hoog. Zij zijn langwerpig v. vorm, bezitten bijtende monddeelen en (niet allen) vliezige vleugels.
Zij leven, evenals de mieren, in groote gemeenschappen, terwijl een of meer koninginnen en een beperkt aantal mannetjes m/d zorg v/d voortplanting zijn belast. De overigen zijn deels arbeidsters, deels soldaten, die zich niet kunnen vermenigvuldigen. De t. zijn algemeen gevreesd om de vernielzucht, die zij a/d dag leggen.