vereenigingen v. rederijkers, vooral i/d 14e/16e eeuw, tot beoefening v/d dichtkunst en tooneelspel; i/d 15e eeuw i/d meeste N.-Ned. steden en dorpen, in navolging v. Frankrijk en Z.-Ned.
Zij stonden meestal onder geestelijke leiding luisterden kerkelijke e.a. feestelijkheden op en hielden → landjuweelen. Na de Hervorming verdwenen zij geleidelijk. In de 19e eeuw herleefd i/d vorm v. tooneelvereen. v. dilettanten.