oorspr. de taal v/h landschap → Latium, verdrong de andere Italiaansche dialecten en verbreidde zich ver over de grenzen v. Italië; i/d Middeleeuwen werd zij de taal v/d geleerden en de Kerk en ontwikkelde zich tot wereldtaal.
De L. letterk. wordt verdeeld in 4 perioden; voor-literaire (tot 240 v. Chr.), archaëische (vóór Cicero), klassieke (tijd v. Cicero en Augustus), naklassieke (tot 138 na Chr.).