(1749/1832), Duitschlands grootste dichter, studeerde 1765/’68 te Leipzig rechten, in 1770 te Straatsburg waar hij promoveerde en Friederike → Brion leerde kennen. Van 1776 af minister te Weimar, was bevriend met Herder en Wieland, en stond o/d invloed v.
Frau von Stein. 1779 geheimraad, 1782 president der Kamer en i/d adelstand verheven; 1791/1817 dir. v/h theater te Weimar. Na 1794 vriendschap en samenwerking met → Schiller. Schreef zeer vele werken, waarvan de voornaamste: „Leiden des jungen Werther” (1 774), „Faust” (1790/1831), „Aus meinerri Leben”, „Wahlverwandtschaften” en zeer veel gedichten. Op natuurwetensch. terrein o.a. „Farbenlehre”.