(Grieksch: afgezant), in engeren zin: de 12 discipelen van Jezus; namen i/d verschill. opgaven niet geheel dezelfde. Volgens Mattheus 10 : 2 en v.v.:
1. Simon Petrus (oorspr. alleen Siinon; bijnaam Petrus door Jezus gegeven wegens zijn rotsvaste geloof (Gr. petra = rots); eerste bisschop v. Rome(?); vermoedelijk 68 na Chr. gekruisigd, gedenkd. 29 Juni; i/h N. Testament 2 brieven v. P.);
2. Andreas (broeder v. P„ gedenkd. 30 Nov., zou te Patras in Achaje ge(A.-kruis));
3. Jacobus (zoon v. Zebedeus bijgen. de Oudere, broeder v. Johannes, beschermheilige v. Spanje, in 42 door Herodes onthoofd, gedenkd. 25 Juli);
4. Johannes (✝ ± 100 als bisschop van Efeze, gedenkd. 27 Dec.);
5. Philippus (uit Bethsaida, oorspronkelijk, leerl. van → Johannes den Dooper, als martelaar gestorven);
6. Bartholomeus (gestorven als martelaar in Armenie, gedenkdag 24 Aug.):
7. Thomas (bijgen. Didymos, de „ongeloovige”, zou in liet laatst van zijn leven in Indië hebben gewerkt, gedenkdag 21 December);
8. Mattheus (of: Levi, oorspr. tollenaar, schrijver van het Evangelie v. M.
9. Jacobus (de Jongere, zoon van Alpheus, leider van de eerste Christengemeente te Jeruzalem als bisschop, gesteenigd in 62 na Chr.);
10. Lebbeüs (bij Marcus: Thaddcus, bij Lucas: Judas Jakobi);
11. Simon (7e bisschop van Jeruzalem, door Trajanus ter dood gebracht);
12. Judas Iskarioth (verried Jezus m/e kus, voor 30 zilverlingen; hing zich daarna uit wroeging op).