Om dergelijke vloeren schoon te maken, bestrooit men een gedeelte met Brusselsche aarde en schrobt met een luiwagen met korte, stevige slagen, totdat het vuil is losgewerkt. Het beste is, warm zeepsop te gebruiken.
Dit losgeschrobde vuil wordt opgedweild. Zijn nog vuile plekken achtergebleven, dan moet de bewerking met Brusselsch zand herhaald worden, waarna men opnieuw gaat dweilen. Eerst als de plek volkomen zindelijk blijkt te zijn, dweilt men na met schoon koud water, en wrijft met droge doeken na. Daarna neemt men een tweede stuk van den vloer onderhanden en gaat op die manier door tot alles een goede beurt heeft gehad. Het verstandigst knapt men dit zaakje op als men steeds zorgt, twee emmers water bij de hand te hebben; één voor het warme zeepsop en één voor het koude dweilwater.In plaats van een luiwagen kan ook een platte boender dienst doen bij dit werkje. Alleen moet men in dit laatste geval in gebukte of knielende houding werken en loopt men kans, zich vuil of nat te maken.
Men moet nooit over geschrobde vloeren loopen voordat ze goed droog zijn!