Encyclopedie van huisdieren

R. Midgley (1979)

Gepubliceerd op 15-05-2021

Kanaries

betekenis & definitie

De kanarie (Serinus canarius) komt in het wild op de Canarische eilanden voor en werd al meer dan vierhonderd jaar geleden meegenomen naar Europa door de Portugese zeevaarders. Deze vogel is bekend geworden door zijn zang.

De wilde kanarie is grauwgroen van kleur, maar door fokken en door mutaties zijn er allerlei kleuren ontstaan (kleurkanaries) en ook de zang is steeds verbeterd. Bovendien zijn er ook diverse vormveranderingen opgetreden (vormen postuurkanaries). Border, Yorkshire, Norwich, Gloster en Harzerkanaries worden gefokt om hun zang. Alleen de mannetjes hebben dit vermogen.De verzorging van kanaries is niet zo moeilijk. Vaak houdt men een kanarie in een kooi in de huiskamer, maar ook in een buitenvolière doen ze het goed.

Voor het broeden zijn er aparte broedkooien.

1 Border. 13,5 cm, gladde, zijdeachtige veren; hoofdschotel: witzaad, raapzaad, negerzaad, groenvoer, grit, sepia, hennepzaad en lijnzaad. Zorg ook voor een badje.
2 Yorkshire. 16 cm; lang, spoelvormig lichaam toelopend naar de staart; fiere gestalte; lange poten; verzorging als boven.
3 Norwich. 15 cm; dikke kop; gevuld lichaam; korte poten.

Verzorging als bij de Border omschreven.

4 Frisé. 20 cm; symmetrisch verdeeld,

krullende veren; trotse, opgerichte houding; verzorging als bij Border.

5 Gloster corona. 12,7 cm; wat kort en gedrongen lichaam; ronde kuif met middelpunt op de kop en tot aan de ogen. Verzorging als bij de Border.
6 Edel roller. 13,5 cm; mannetjes met zachte, melodieuze zang. Verzorging als bij de Border.

Zaadeters

Vinken en vinkachtige vogels hebben een kegelvormige snavel die speciaal geschikt is voor het eten van zaden. Men noemt ze daarom zaadeters. Alle kleinere vinken en wevervogels kunnen worden aanbevolen voor de volière van een beginner. Het zijn vredelievende vogels en ze leven in groepsverband.

Daarom zijn ze ook geschikt voor een gemengde collectie.

De verzorging van deze vogels is niet moeilijk. In hoofdzaak eten ze zaden. Daarbij komt wat groenvoer, grit en sepia. Broedende vogels krijgen daarbij wat insekten voor een goede conditie. Al deze vogels passen zich goed aan in een buitenvolière. Acclimatiseren is echter nodig.

Ze houden ook alle van een bad. Zorg voor een schoteltje schoon water, elke dag.

Voor een gemengde collectie moet men oppassen welke vogels men kiest.

De wevers, wida’s en de grotere vinken en vinkachtige vogels zijn agressiever, onstuimiger en rustelozer dan de kleinere vinken. De kleinere worden dan gepest en geïntimideerd.In veel opzichten is de verzorging voor de zaadeters gelijk. Sommige soorten moeten echter wat meer insekten hebben. Ook het broeden kan gecompliceerder zijn. Wevers bouwen heel kunstige nesten, maar helaas broeden ze niet zo gemakkelijk in gevangenschap. Ook voor de wida’s geldt dat.

Beide laatstgenoemde zijn polygaam en maken zich aan broedparasitisme schuldig.

1 Japans meeuwtje. 13 cm; wit of bruin en wit; sommige gekuifd; doet het goed in de meeste accommodaties; kanariezaad.
2 Zebravink (Taeniopygia castanotis). Gekweekt; 11,5 cm; grijs van boven, witte buik, kastanjebruine flanken met witte punten, oranje wangen, zwarte strepen op borst en zwarte banden op witte staart, rode snavel. In de winter beschutting nodig. Voedsel: kanariezaad, gierst, groenvoer.
3 Gouldamadine (Poephila gouldiae). N.-Australië; 13 cm; groen, purper, geel, lila, rood, zwarte vlekken. Voedsel: gierst, kanariezaad, groenvoer; vitamines en mineralen toevoegen.
4 Zwartkopbronsmannetje/pop (Lonchura malacca atricapilla). India; 11,5 cm; zwarte kop, nek en hals, verder donker kastanjebruin. Voedsel: kanariezaad, gierst, groenvoer.
5 Muskaatvink (Lonchura punctulata). India, Sri Lanka; 11,5 cm; bruin, onderzijde wit en bruin. Voedsel: kanariezaad, gierst en groenvoer.
6 Tijgervink (Amandava amandava). India, Sri Lanka; 10 cm; mannetjes rood, bruin, zwart en wit; mannetje in eclips en vrouwtjes zijn bruin en wit. Voedsel: zaadmengsels in de handel, trosgierst en groenvoer.
7 Oranjekaakje (Estrilda melpoda). W.Afrika; 10 cm; grijs, bruin, zwart, rode romp en snavel, oranje wangen. Voedsel: zaadmengsel in de handel, trosgierst, kanariezaad, groenvoer.
8 Blauw fazantje (Uraeginthus bengalus). Tropisch Afrika, 11,5 cm; geelbruin met hemelsblauwe onderdelen, rode wangen. Voedsel: kanariezaad, gierst, groenvoer, insekten.

en maden.

9 Paradijswida (Steganura paradisea). Afrika; 10 cm; mannetje in bruilofts346 kleed zwart, kastanjebruin, wit met een staart van 20 cm lang; anders bruin.

Voedsel als de vorige.

10 Napoleonwever (Euplectes afra). W.Afrika; 13 cm; mannetje in bruiloftskleed zwart en geel; anders bruin. Voedsel als de vorige.
11 Bandvink (Amadina fasciata). Afrika; 12,5 cm; beige met donkere, schubachtige vlekken; mannetje met rode keelvlek. Voedsel: zaden en groenvoer.
12 Regenboogvink (Passerina leclancheri). Mexico; 13,5 cm; mannetje heldergeel, blauw en groen; vrouwtje bleekgeel, olijfgroen. Voedsel: zaden en groenvoer met 2 of 3 meelwormen per dag.
13 Rijstvogel (Padda oryzivora). Indonesië; 13,5 cm; grijs, zwarte vlekken, witte wangen. Voedsel; zaden en groenvoer.
14 Groene kardinaal (Gubernatrix cristata). Brazilië, Argentinië; 19 cm; mannetje olijfgroen en geel met zwarte kuif; vrouwtje saaier. Voedsel: zaden met groenvoer en meelwormen.

< >