Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Zichtbaarheid

betekenis & definitie

Adjectief: zichtbaar, zienlijk, waarneembaar, merkbaar, klaar, duidelijk, helder 604, aanschouwbaar, aanschouwelijk, overzichtelijk, overzienbaar, in ’t zicht, ostensibel, ostensief, markant, visibel, zover als de ogen dragen (Zn.), audiovisueel.

Werkwoord: zichtbaar zijn, openliggen, uitkomen, in het oog springen (lopen, vallen), zich aftekenen tegen, uitsteken boven, afstralen, domineren, in de kijk staan, met iets te lijk lopen, te kijk staan (zitten), het is hier open hof, zichtbaar worden, verschijnen, te voorschijn komen (treden), naar voren komen (treden), op de vlakte komen, voor de pinnen komen (Zn.), op de proppen komen, uit de hoek komen (schieten), onder de hoek komen kijken, er van onder komen (Zn.), boven water komen, voor de boer komen (Zn.), zich vertonen, zich opdoen, zich aanbieden, iem. onder de ogen komen, opkomen, uitbreken, rijzen, opdoemen, doemen, blauwen, opdagen.

Naamwoord: zichtbaarheid, duidelijkheid, overzichtelijkheid, aanschouwbaarheid, aanschouwelijkheid.

verschijning, aanbod, verschijnsel, symptoom, explosie.

Bijwoord: zienderogen.

Causatief: te voorschijn halen, voor de dag halen, met iets voor de dag komen, onder de voeten halen, voorbrengen, iets te kijk zetten, het oog wil ook wat hebben.

< >