Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Tegenwerken

betekenis & definitie

Werkwoord: tegenwerken, contrarie (kon...) werken, tegenstreven, tegenspannen, tegengaan, tegendrijven, keren, tegenstribbelen, tegendraaien, wederstreven, tekeergaan, zich verzetten tegen, zich met handen en voeten verzetten tegen, belemmeren, benauwen, hinderen, steken, verhinderen, mishandelen (Zn.), weren, voorkomen, schutten, storen, verstoren, letten, haperen, schorten, beletten, verletten, onderscheppen, tegenhouden, terughouden, wederhouden, ophouden, tuiten, schromen, remmen, stremmen, iemands plannen fnuiken, dat zit hem niet glad, ageren tegen, oppositie drijven (voeren), in de kaart der partij voeren, reageren, provoceren.

iem. moeite geven (maken), iem. overlasten, distelen, iem. (iets) te keer gaan, te keer gaan als een gek, ingaan tegen, zich declareren (dekla...) tegen, zich kanten tegen, gekant zijn tegen, iem. in iets dwarsbomen, iem. de voet dwars zetten, iem. in het haar hangen, dwarsdrijven, iem. dwars in de weg komen, iem. dwars voor de voeten komen, iem. dwars voor de berg komen, iem. van de wijs brengen, iem. de handen binden, iem. iets in de weg leggen, iem. een steen in de weg leggen, iem. een weg opdeiven, iem. de weg afsnijden, iem. in de weg lopen, iem. tussen de benen lopen, iem. in de loop (weg) staan, iem. een gat vernagelen, een speldje voor iets steken, een schotje voor iets steken (schieten), een dam opwerpen tegen, iem. in de veren zitten, iem. uit het nest lichten, iem. in de wielen rijden, iem. een spaak (stok) in het wiel steken, een stokje voor iets steken, iem. de pas afsnijden, iem. de wind afnemen, iem. de wind uit de zeilen nemen, iem. in het vaarwater zitten, ergens de kat in steken (gooien), iem. een been te kluiven geven, het spel breken (bederven), in het spel werken, één lijn trekken maar ieder aan één einde, generen, contrariëren (kon...), contramineren, couperen, retarderen, ecarteren, neutraliseren (..zeren), incommoderen (inkom...), fronderen, sisteren, obstrueren, impediëren, dit neemt niet weg dat...

last hebben van, ergens meer last dan gemak van hebben, zich ergens aan stoten, aanstoot nemen aan, aanstoot vinden in, moeite hebben met iem. (iets), iem. tegen hebben, in zijn loop gestuit worden, er is een maar bij, er is iets in de weg gekomen.

Adjectief: dwarsdrijverig, provocerend, provocant, hinderlijk, drukkend, storend, reactionair (reakt...), gecontrarieerd (gekon...).

Naamwoord: tegenwerking, tegenstreving, tegenpoging, tegengang, tegenstand, tegendruk, belemmering, benauwing, verhindering, voorkoming, schutting, storing, stoornis, belet, ondienst, stremming, reactie (reaktie), oppositie, obstructie (obstruktie), pressuur, provocatie.

tegenmiddel, hinderpaal, hindernis, hinder, ongemak, ongerief, mishand (Zn.), zwarigheid, schade, last, beletsel, belet, letsel, verlet, verletsel, belemmering, kink, een kink in de kabel, sta-in-de-weg, aanstoot, schut, struikelblok, struikelsteen, beenkluister, slagboom, klip, scheidsmuur, een Chinese muur, impediment, obstakel, handicap.

tegenwerker, tegenstander, tegenvoeter, tegenstrever, tegenkandidaat (tegencan...), wederpartijder, dwarsdrijver, dwarsligger, remmer, rem, nar, een Jantje Contrarie, schutter, opposant, antagonist, reactionair (reakt...), anti, andersdenkende, dissenter, dissident, tegenpartij, wederpartij, contrapartij, oppositiepartij, oppositie.

Onrechtstreekse wending: ondanks, desondanks, niettegenstaande, desniettegenstaande, trots, spijts (Zn.), ten spijt van, ongeacht, in weerwil van, nillens (Zn.).

maar, nochtans, nog, doch, edoch, echter, evenwel, toch, alevel, quand même, dan, niettemin, desniettemin, desalniettemin, ondertussen, algelijk (Zn.).

ofschoon, schoon, hoewel, alhoewel, al, of, al is ’t dat (Zn.), hij was zo goed niet of..., niettegenstaande, ongezien, onaangemerkt, met dat al, bij al dat, daar, hoezeer.

Spreekwoord: het is altijd een ei of een kieken; de duivel houdt de kaars.

< >