Naamwoord: taal, taalgebouw, grondtaal, oertaal, stamtaal, standaardtaal, taalstam, taaltak, taalfamilie, aanverwante taal, dochtertaal, zustertaal, oude talen, dode talen, levende talen, wereldtaal, landstaal, cultuurtaal (kult...), kunsttaal, hemelval, pasigrafie, mengtaal, mengeltaal, volapuk, esperanto, ido, moedertaal, moederspraak, een arme taal, een rijke taal, een verheven taal, een gezwollen taal, joe, gebarentaal, schrijftaal, spreektaal, omgangstaal, gemeenzame taal, nonjoe, geheimtaal, gebroken taal, volkstaal, platte volkstaal, volksspraak, streektaal, gewestspraak, groeptaal, boerentaal, boerenspraak, idioom, proza, tongval, patois, dialect (dialekt), zeemanstaal, soldatentaal, studententaal, terminologie, techniek, brabbeltaal, kramerslatijn, boerenlatijn (Zn.), kloosterlatijn, monnikenlatijn, potjeslatijn, apentaaltje, jargon, hottentots, dieventaal, gauwdieventaai, bargoens, argot.
taalverschijnsel, taalverwantschap, taalvorm, taalparticularisme (..kula...), woordgebruik, taalgeografie, woordgeografie, woordgebruik, taalatlas, taalkaart, taalgebied, taalgroep, taalkring, taalminderheid, anderstaligheid.
gallicisme, germanisme, latinisme, ciceronianisme, amerikanisme..., bilinguisme, creolisering (..zering), Duits, Engels, Frans, Nederlands, Vlaams, Hoogvlaams, Platvlaams... enz.
anglist, classicus, germanist, neerlandist... enz., taalvirtuoos.
Adjectief: taalgevoelig, eentalig, tweetalig, drietalig, viertalig,... meertalig, veeltalig, polyglottisch, anderstalig, vreemdtalig, dialectisch (dialektisch), Duitstalig, Franstalig, francofoon, Nederlandstalig... enz., heelnederlands.
Werkwoord: Vlaams doen zijn, vervlaamsen, verdietsen, vernederlandsen, verhollandsen, verfransen, verduitsen, germaniseren (..zeren)... enz., vereuropesen.
Spreekwoord: de taal is gans het volk; zoveel malen is men man, als men talen spreken kan.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Taal
betekenis & definitie