Werkwoord: overvaren, overzeilen, oversteken, stroomopwaarts varen, opvaren, opzeilen, opslepen, stroomafwaarts varen, afvlotten, afkomen, aanzakken.
heen en weer varen, rondvaren, ventjagen, parlevinken, kaaidraaien, kadraaien.
Naamwoord: overvaart, opvaart, traject (trajekt), passage, passagebiljet, passagegeld, watertol.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Overvaren
betekenis & definitie