Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Overvaren

betekenis & definitie

Werkwoord: overvaren, overzeilen, oversteken, stroomopwaarts varen, opvaren, opzeilen, opslepen, stroomafwaarts varen, afvlotten, afkomen, aanzakken.

heen en weer varen, rondvaren, ventjagen, parlevinken, kaaidraaien, kadraaien.

Naamwoord: overvaart, opvaart, traject (trajekt), passage, passagebiljet, passagegeld, watertol.

< >