Adjectief: eensgestemd, evenwichtig, overeenstemmend met, overeenkomstig met, overeenkomend met, betrekkelijk, gelijkvormig aan, eensluidend met, gelijkluidend met, eenstemmig met, ingesteld op, homoloog, verwant aan, adherent, iets (iem.) conform, concordant (konkor...) met, concomitant, connex, conveniënt, adaptief, consequent (konsekwent), adequaat (adekwaat), consonant (kon...), harmonisch, symmetrisch, evenredig aan, geëvenredigd aan, proportioneel aan, geproportioneerd aan, analoog, gepartuurd, paritair.
Werkwoord: overeenstemmen, overeenkomen, op elk. afgestemd zijn, samengaan, samenaarden, samenstemmen, bijeenbehoren, bij elk. horen, bijeenpassen, elk. aanvullen, bijkomen, zich verhouden met, passen bij, aansluiten bij, aanhaken op, rijmen met, patronen met, bestaan met, stroken met, in de pas lopen met, beantwoorden aan, bij elk. passen gelijk het scheeltje op de pot (gelijk twee nootschelpen), op elk. passen als Harmen op zijn fluit, in hetzelfde schuitje zitten, in hetzelfde water gevaren hebben, in de lijn liggen van, conveniëren (kon...), reponderen, corresponderen (kor...), concorderen (konkor...), congrueren (kon...), accorderen (akkor...), kwadreren (qua...), contrebalanceren, harmoniëren met, elk. dekken, het gaatje is naar de spijker, ’t is steeltje naar ’t panneke, ’t is het steeltje met het pannetje, het is soort bij soort, ’t een is pot en ’t ander is pan, de een is pot en de ander is ketel, de pot is zo vuil als de pan, ’t is in ’t huisje, de rest is net zo (navenant), zijn naam eer aandoen.
Naamwoord: overeenstemming, overeenkomst, evenwicht, gelijkvormigheid, uniformiteit, eensluidendheid, gelijkluidendheid, samenklank, verwantschap, filiatie, verhouding, evenredigheid, reden, proportie, conformiteit, concordantie (konkor...), consequentie (konsekwentie), harmonie, symmetrie, analogie, conformiteit, connexiteit.
een paar, een stel, koppel, span, tweespan, partuur, wederga, koppelgenoot.
aanrakingspunt, punt van aanraking tussen, gulden snee.
Bijwoord: in evenredigheid met, pondspondsgewijs, pondspondsgelijk, paarsgewijze, naar avenant, navenant, naar rata, pro rato, pro rata.
Causatief: overeenbrengen, verenigen, verenen, (te zamen) rijmen, in balans houden, uitbalanceren, proportioneren, accorderen (akkor...), conformeren, ajusteren met, oppassen, zich aanpassen bij (aan), bijsturen, paren, koppelen, iets tot zijn juiste (ware) proporties terugbrengen, putje bij paaltje houden, de buil tegen de bluts stellen, schoenen tot iemands voeten maken, accommoderen (akkom...), adapteren, analogiseren (..zeren), paireren.
vereniging, conformatie, accommodatie (akkom...), adaptatie, ajustage, aanpassing, aggiomamento, aanpassingsvermogen, accommodatievermogen (ak(kom...), aanpassingsmechanisme, aanpassingsprobleem, aanpassingsproces, aanpassingsverschijnsel, aanpassingsstoornis.
Spreekwoord: soort zoekt soort; gelijk mint (zoekt) gelijk; gelijk geaard, gelijk gepaard; er is geen paar, of 't lijkt mekaar; lieden van gelijke aard zijn te zamen wel gepaard; de ene stamelaar verstaat de andere wel; de ene boef kent de andere wel; de ene boef is met de andere geholpen; apen bij apen en meerkatten bij meerkatten; elk schaapje bij zijns gelijke; vogels van gelijke veren vliegen gaarne samen; een vink vliegt zelden alleen; een vette hen en een magere haan dat wordt geoordeeld wel te staan; het ene beest kent het andere wel; het ene beest zoekt het andere op; uilen vliegen met uilen; waar duiven zijn, vliegen duiven henen.
zulke woorden, zulk hart; de naam is een voorteken; zulke vogels, zulke veren; zulk vlees, zulk mes; vuile boter, vuile vis; de gaffel blijft bij de greep; de zool houdt het met de schoen; ldeine vogeltjes maken kleine nestjes; klein paard, kleine dagreize; aan de klauw kent men de leeuw.
naar de drager maak de zak; naar de val is, is de buil (Zn.), naar de wond is, moet de pleister wezen; naardat de spijs is, moet men de saus maken; de pijp moet naar de bom zijn; het mes moet naar de schede zijn; op zotte vragen, zotte antwoorden.
daar elk gekipt is, is hij best, en elk musken in zijn nest; de monnik past best in het klooster; men trekt van anderen licht gebrek, bij gekken wordt men veeltijds gek; die met wijzen omgaat, zal wijs worden; waar twee slapen bij elkaar, wordt de een gelijk de aar; die slapen onder één deken, hebben dezelfde streken; twee varkens in één hok groeien naar elkaar; wat Jantje is zal Jan worden; de oude man smaakt altijd naar de jonge; wat heeft geleerd de jonge man, dat hangt hem heel zijn leven aan.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Overeenstemming
betekenis & definitie