Naamwoord: onderkleed, ondergewaad, onderpak, ondergoed, lijfgoed, lijflinnen, linnengoed, linnenwaar, linnen, lijnwaad, bovenlinnen, onderlinnen, dessous, verschoongoed, verschoning.
hemd, flanellen hemd, maathemd, manshemd, herenhemd, vrouwenhemd, meisjeshemd, rondhemd, nethemd, sliphemd, vaan {Zn.), Engels hemd, chemise, sporthemd, shirt, renshirt, singlet, polohemd, schillerhemd, borsthemd, overhemd, bovenhemd, onderhemd, slaaphemd, slaapgoed, badhemd, halfhemd, schijntje, chemisette, kaan.
hemdskraag, hemdsboord, borstgat, okselstuk, klink, boezemstrook, hemdsslip, hemdsmouw, manchet, hemdsknoop, manchetknoop.
halsboord, boord, slappe (stijve, losse, vaste, staande, liggende, enkele, dubbele) boord, col, band, vadermoorder, das, plastron, cravate, kravat (Zn.), vlinderdas, stropdas, strop, strikdas, strik, zelfstrikker, strikknoop, slipdas, regatta, rouwdas, branikraag, matrozenkraag, schillerkraag, front (Zn.), frees, jabot.
dashaak, dasknoop, boordeknoop, dashouder, stropgesp, dassenhanger, bidelot, aapje.
borstrok, lijfrok, slaaprok, slaaplijf (Zn.), rok, trui, maillot, tricot, coltrui, jumper, tricot-borstrok, tricottaille, onderlijf, onderziel, onderbaadje, onderborstrok, borstwarmer, sweater, boezeroen, baadje, kamizool, hemdrok, jersey, pullover, slip-over, slip-under.
Adjectief: gedast, witgedast, zwartgedast.
Werkwoord: een hoogstaand boord dragen, in het gewapend beton zitten, in het gipsen verband zitten, muurvlakte te huur hebben.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Onderkleed
betekenis & definitie