Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Gespan

betekenis & definitie

Werkwoord: inspannen, aanspannen, voorspannen, aankoppelen, spannen, jukken (Zn.), een rijtuig bespannen, de paarden omspannen, - overspannen, - wederaanspannen, - aanstaarten, - uitspannen, afspannen, verspannen, de wagen afspannen, pleisteren.

een paard de staart opbinden, een paard optuigen, - tuigen, - halsteren, in het gareel slaan, in het gareel spannen, een paard bitten, een paard optomen, - tomen, - teugelen, - aansluiten, een paard zadelen, - opzadelen, - singelen, - omzadelen.

een paard aftuigen, aftornen, aftrenzen, afsingelen, onttuigen, afzadelen, ontzadelen.

het paard wil niet aanleggen.

Adjectief: getuigd, gejukt, gespoord, van zessen klaar, tomeloos, teugelloos, breidelloos.

Naamwoord: gespan, span, juk, voorspan, bespanning, driespan, eenhandig paard (Zn.), handpaard, zadelpaard, bijpaard, voorpaard, achterpaard, achteros, het bijderhands paard, het vanderhands paard, handzijde (Zn.).

paardetuig, paardegetuig (Zn.), karretuig, arretuig, gareeltuig, tuig, getuig (Zn.), getrek (Zn.), harnassuur (Zn.), harnachement, beltuig.

hoofdstel, gebit, bit, mondstuk, mondijzer, mondpranger, kauwgebit, drenkgebit, watergebit, watertoom, duivehalsmondstuk, wolfsgebit, spang, stang, gebitkettinkje, schuimkettfng, kopstuk, hakstuk, gebitteugel, kinhaak, kinijzer, koonstuk, oogklep, ooglap, klep, lunet, frondeel, fiocchi, maankap, paardebel, halster, paardehalster, haam, pardehaam, gareel, greel, grim, halsjuk, borstgareel, trekgareel, onderhaam, haamkussen, haamhoorn, halsterring, aanloopkoppel.

riemwerk, kinriem, neusriem, halsriem, halszeel, keelriem, halsstreng, halsgordel, keelketting, kopriem, borstriem, haamsingel, halstertouw, paardetoom, toom, kinketting, teugel, breidel, teugelreep, teugelriem, trens, halster, leisel, leizeel, leireep, leiriem, leidsel, kruisleidsel, guide (Zn.), longe, kadeel (Zn.), kordeel (Zn.), trekstreng, achterstreng, trekveer, licht, buikriem, middelriem, achterriem, rugriem, staartriem, kruisriem, staartbreidel, broek, achterlap, fronk, staartlus, staartlis.

zadel, zadeltuig, zaal, dameszadel, rijzadel, zadelkussen, rijkussen, Engelse zadel, ezelzadel, draagzadel, .lastzadel, schoft, scheenzadel, het blad van een zadel, zweetblad, de wolf van een zadel, zadelboog, achterboog, zadelboom, zadelsteeg, zadeldek, zadelkussen, de knop van een zadel, zadelknop, zadeltas, zadelkleed, zadelriem, paardegordel, singel, springriem, springteugel, stijgbeugelriem, stijgbeugel, beugel, stegel, stijgblok, spoor, dubbeltjessporen, knopspoor, riemspoor, spoorriem.

paardedek, paardedeken, dekkleed, schabrak, sjabrak, paardenet, vliegenkleed, vliegennet, borstnet, rugkleed, dekensingel, scheenlap, mondzak.

gareelmaker, gareelblok, gareeimakersstok.

uitspanningsplaats, pleisterplaats, relais, aanlegplaats, rustplaats, station, afspanning (Zn.), uitspanning, koetshuis, wagenschuur, remise.

aanspanner.

< >