Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Eenling

betekenis & definitie

Adjectief: persoonlijk, personeel, individueel, privaat, bijzonder, respectief (..spek...), ongedeeld, onderwerpelijk, subjectief (..jekt...), in privé, hoofdelijk, particulier, afzonderlijk, specifiek, speciaal, ongewoon, ongemeen, buitengewoon 750, buitengemeen.

Naamwoord: eenling, enkeling, persoon, personage, voorwerp, hoofd, klant, klaas, individu, elk, elkeen, elkendeen (Zn.), ieder, iedereen, iegelijk, een iegelijk, jan en alleman, rijk en arm, ik, ego, persoonlijkheid, personaliteit, zelfheid, subjectiviteit (..jekt...), individualiteit, ikheid, zelfheid, ikgevoel, bijzonderheid, particulariteit (..ku...), particularisme (..ku...), specialiteit, personalia, een persoonlijk feit.

Bijwoord: in eigen (hoogsteigen) persoon, en personne, in ’t bijzonder, respectievelijk (..spek...).

Causatief: specialiseren (..zeren), afdelen, indelen, rubriceren.

specialisatie (..zatie), afdeling, indeling.

< >