Werkwoord: diamant slijpen, aanslijpen, snijden, rondisten, zetten, bassen, kloven, briljanteren, facetteren, adouceren, de diamant grauwt.
Adjectief: loepzuiver, gekast.
Naamwoord: diamantslijperij, diamantkloverij, diamantwasserij, diamantproduktie, diamantnijverheid, diamantindustrie, diamanthandel, diamantmarkt.
diamantgraver, diamantdelver, diamantklover, diamantbewerker, diamantwerker, diamantversteller, versteller, kapversteller, diamantslijper, diamantsnijder, grofsnijder, kapsnijder, roosjesslijper, roosjessnijder, briljantslijper, klover, dopjongen, potjongen, diamantzetter.
diamantschijf, amarilschijf, amarilsteen, diamantmolen, amarilmolen, amarilrol, diamantboor, kloofstok, diamantzaag, diamantzaagmachine, opsnijder, afmaker, diamantbalans, diamantboort, boort, diamantgruis, diamantpoeder, diamantbrood, amarilpoeder, klatteersel.
ruwe diamant, geslepen diamant, boordiamant, diamantroosje, rozet, roos, facet, Similidiamant, briljant, halfbriljant, similibriljant, diamant van ’t eerste (zuiverste) water, gewaterde diamant, tafelsteen, het vuur van de diamant, gles.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Diamantslijperij
betekenis & definitie