Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Achter

betekenis & definitie

Bijwoord: achter, na, erna, bachten (Zn.), waarachter, hierachter, daarachter, achteraan, achteraf, achterna, rugwaarts, ruggelings, achterst, van achteren naar voren, naar achteren, van achteren, erachter.

Adjectief: achterst, verkeerd.

Werkwoord: achterliggen, achterstaan... enz., achter wonen (zijn), het achterste zitten, achteruitsteken.

Naamwoord: keerzijde, tegenzijde, ommezijde, overzijde, achterzijde, rugzijde, achtereinde, achterkant, ommekant, tegenkant, weerkant, de andere zijde, rug, dorso, achterstand, achterste, achterplaats, achterwerk, achterstuk, fond, achtergrond, achterplan, revers.

Causatief: achtervoegen, achterplaatsen, achterleggen... enz., naar achteren zetten (plaatsen).

< >