Scheldwoord voor een renner die het zware werk door een ander laat doen; profiteur. Een synoniem uit hetzelfde milieu is linkebal.
Nog altijd Barthélemy aan het laatste wiel. Hij spaart daar krachten, ik had er zelf op kunnen komen. Hij is bang voor de volgende klim, voor iedere duw in de wind die hij hier vermijdt zal hij straks een meter later gelost worden. Als dat zo doorgaat krijgt hij nog kansen ook, de zweetdief. (Tim Krabbé: De renner, 1978)
De renner die met hem een koppel vormde in de Zesdagen, mocht op zijn twee oren slapen en hoefde zelf niet in conditie te zijn, Karel zou het wel voor elkaar brengen. Dat laatste is wel iets overdreven, want Kaers was een stielman en van een zweetdief aan zijn zijde was hij niet gediend. (Karel Luyckx: Een eeuw sport in Antwerpen. 1985)