Keihard fietsen; het tempo opvoeren; er snel vandoor gaan. Vooral gebruikt door Vlaamse renners. Nederlanders prefereren de term kachelen. Frans: avoiner; tricoter; piler; faire la moto.
Firmin vlamde met de Westvlaming mee en onderweg vertelde Firmin zijn avontuur. (Jan Cornand: Gouden Lucien Buysse. 1976)
Na tien kilometer wippen we met vijftien man weg. Ik sleur aan de kop, ik roep tegen de anderen constant dat ze ook moeten vlammen. (Sys Jacques: De wielergoden van de lage landen. 1997)