Onder Vlaamse renners een eufemistische of schertsende benaming voor doping.
Ach, de grote Flandriens van voor mijn tijd, zoals Van Hevel en Buysse, namen al ‘vitessepillen’. Zo vreemd was dat niet, omdat hun ploegleider Karel van Wijnendaele ooit bij een apotheker had gewerkt. Zeker in de zesdaagsen van vroeger werd er hard gedrogeerd. (Manu Adriaens: De Muur van Geraardsbergen. De helden van het peloton. 1996)