Renner die veel ritzeges behaalt, in tegenstelling tot een kruimelraper. Zie ook pr ij zenpakker.
De Tour, daarin pas kon men naam maken, als winnaar, als bergkoning, als rittenkaper of gewoon als helper, als men bij het uitvoeren van die laatste taak tenminste zoveel overgave opbracht dat de steun van de kopman door de volgers werd opgemerkt. (Robert Janssens: Vreugde en verdriet in de Tour. 1985)
De verwoedste rittenkapers bleven van geen kwalijke weerbotsen verschoond. (Frans Lodewijckx: De grote rondes van Mare Sleen. 1992)