Profiteren van de inspanning van andere wielrenners, door bijvoorbeeld zelf weinig of geen kopwerk te doen; niet actief meerijden; zich schuilhouden om dan in de laatste kilometers te demarreren. Frans: courir en rat (en ratagasse).
Gasten als Thaler en Wellens deden helemaal niks voor de ploeg. Die keken de andere kant op en reden er in een grote boog omheen, maar zij waren in de uitslag ook niet meer te zien. Dan baalde ik helemaal. Aan de andere kant, juist omdat ik het altijd deed, namen ze mij mee. De jongens die zaten te linkeballen, werden eerder thuisgelaten. (Gijs Zandbergen en Wout Koster: Een wielrenner die rijdt steekt zijn hand niet op, 1986)
In de nabeschouwing van de laatste voorjaarsklassieker valt de afschuwelijke wielerterm ‘linkeballen’, oftewel het gemeen profiteren van andermans arbeid, in dit geval Lance Armstrong, die in de kopgroep alle demarrages neutraliseert. In jouw ogen een doodzonde. Je deed het maar één keer eerder. (Het Parool, 29/04/2002)