Afstijgen van de fiets. Bijvoorbeeld om een plasje te doen of omdat men uitgeput of ziek is en de bezemwagen in wil. In ruimere zin betekent het ook: opgeven, de wedstrijd beëindigen. Het kan ook om andere redenen: Sylvère Maes stapte in 1937 als geletruidrager af, omdat het publiek hem bedreigde. Voor opgevers gebruikt men ook nog de uitdrukking ‘de pijp aan Maarten geven’. Franse renners gebruiken hiervoor het werkwoord ‘se coucher’, terwijl hun Britse collega’s het houden bij ‘to pack’.
Met de berg van Cassel voor de neus, deed Ottavio Lucien teken dat hij wilde afstappen om van versnelling te veranderen. (Jan Cornand: Gouden Lucien Buysse. 1976)
Maassen liet zich nog even zien bij de finish maar was het liefst onder de grond gekropen. ‘Je durft je ploeggenoten niet meer onder ogen te komen. Afstappen is het laatste wat je doet, vind ik. Als je de Tour verlaat, is alles voorbij. Dan is er niets meer.’ (Trouw, 11/07/1994)