Villa - Uit den aard der zaak waren er groote en kleine buitenverblijven. Over het algemeen waren zij minder gebouwd met het oog op regelmaat, dan wel op gemak en zooveel mogelijk er op ingericht om in verschillende jaargetijden aan verschillende zijden bewoond te worden.
Men onderscheidde de villa urbana of het heerenhuis en de villa rustica of boerderij. Het buitenverblijf van een rijken Romein vereenigde alle gemakken in zich.
Behalve woon-, slaap-, eet-, studeer- en ontvangvertrekken had men er de onmisbare badkamers, sphaeristeria of zalen voor het balspel, gesloten en open gaanderijen om met alle weer beweging te kunnen nemen (zie ook cryptoporticus), soms een of meer torens om een ruim uitzicht te genieten, verder een wandelpark met boschjes, vijvers, volières, meermalen eene diergaarde enz. De groote buitenplaatsen aan zee hadden dikwijls vijvers voor zeevisch, die met eene sluis waren afgesloten.
Ook gebeurde het wel, dat er van de kust uit dammen in zee werden aangelegd om op de daartusschen aangeplempte ruimte het heerenhuis te kunnen bouwen met een onbelemmerd uitzicht.—De boerderij bestond in den regel uit een of meer binnenpleinen, waaromheen de woning, de stallen en schuren stonden. In het midden dezer binnenplaatsen (cohortes, cortes) waren waterbekkens.
In het hoofdgebouw was de woning van den opzichter of meier (villicus), in de bijgebouwen de vertrekken voor de slaven (zie cella), de wijn- en oliepersen (torcularia), de wijn- en oliekelders (cella vinaria, olearia) enz. Dan behoorde er een hoenderhof bij met allerlei soorten van hoenders, ook fazanten en pauwen, en een duiventil.
Op de boerderij was ook het ergastulum of de slavengevangenis, een groot vertrek, niet geheel onder, maar toch in den grond gebouwd, dat zijn licht ontving door getraliede vensteropeningen boven in den muur.—Villa publica is de naam van het ambtslokaal der censoren op het Campus Martius.