Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Thestor

betekenis & definitie

Thestor - Θέστωρ, zoon van Idmon en Laothoë, vader van Calchas, Leucippe en Theonoë. Deze laatste wordt nog zeer jong zijnde door zeeroovers weggevoerd en verkocht aan den carischen koning Icarus, wiens liefde zij wint.

Th. gaat op reis om haar te zoeken, maar valt ook in de handen van zeeroovers en wordt eveneens aan Icarus verkocht; deze geeft hem als slaaf aan Theonoë, die hem niet herkent. Eindelijk gaat ook Leucippe op bevel van een orakel in manskleederen naar Carië, Theonoë wordt op haar verliefd en daar hare liefde onbeantwoord blijft, geeft zij aan Th. bevel den vreemdeling te dooden.

Als deze nu in zijn droefheid hierover zijn lot bejammert, herkennen vader en dochter elkander door sommige uitdrukkingen, waarop Icarus alle drie naar hun vaderland terugzendt, na hen met rijke geschenken begiftigd te hebben.

< >